Onlangs meldde een trouwe lezer van NzD een verhaal over een ingestorte grafkelder te Sauwerd in het jaar 1894. Dit verhaal is onderstaand weergegeven, het is alleen aangepast op fouten in de spelling en dergelijke en enigszins gewijzigd om het passend te maken bij de algehele opmaak binnen de website. Het verhaal begint als volgt:
‘Een dezer dagen (rond 1974 HH) maakt de heer L. Holman te Sauwerd mij attent op het bestaan van een schrift waarin een zekere J. Jebels ‘fragmenten uit de geschiedenis van Sauwerd’ heeft opgetekend. Uit deze tekst blijkt dat J. Jebels (aan het eind van de 19e eeuw waarschijnlijk knecht bij bakker Vink aan de Kerkstraat) een grote belangstelling heeft gehad voor de Groninger historie in het algemeen en die van Sauwerd in het bijzonder. Als in 1894 de grafkelder op het oude kerkhof aan het Hoogpad instort, is dat voor hem dan ook een prachtige gelegenheid nu eens daadwerkelijk de geur van het verleden op te snuiven en een onderzoek naar de onderaardse kelder in te stellen. De beschrijving van dit ‘avontuur’ is het een curieuze onderdeel van de geschiedschrijving van Jebels, die ik nu verder zelf aan het woord laat. Hier volgt onverkort zijn verslag van het bezoek aan de grafkelder:'
'In 1894 woon ik in Sauwerd bij bakker P. Vink en ik hoor al vrij snel, dat zich midden op het oude kerkhof een grafkelder bevindt, ongeveer tegenover de oude Geref. Kerk. Nicolaas Vilde boer, manufacturier, wiens vader ook nog leeft, heeft mij wel eens van het bestaan van die grafkelder verteld.
Voorbeeld van een slecht onderhouden grafkelder te Rijswijk. Bron: Niet bekend.
Hier is het aardse eind waar zich de oververblijfselen bevinden van mannen en vrouwen, die in de eeuwen die voorbij zijn gegaan een grote rol hebben gespeeld op het wereldtoneel en in het bijzonder in Stad en Ommelanden van onze provincie. We ontsteken de schijnvat die een geheimzinnig licht verspreidt in de gewelven. M'n vriend pakt nu de lantaarn en zal mij bijlichten bij het onderzoek. Allereerst de grootte en de vorm van het geheel. Aan de achterzijde van de gang is hot ingestort. Daar kunnen we echter doorheen. Aan het andere eind zien we de stenen trappen, die de ingang is, waar boven een grote zerk, die de ingang afsluit. Verder zijn er aan weerszijden van de gang, twee grafkamers met spitsbogen ingangen waarvoor geen deuren, de gang is 15 voet lang en 6 voet breed, de grafkamers 8 voet lang en 6 voet breed. 8 stenen trappen geven toegang tot de kelder, de muren zijkn wit gekalkt. Wij komen in de eerste grafkamer en zien daar de beenderen van wel 10 geraamten in wanorde door elkaar liggen, met de schedels. Van de beenderen heb ik wel enige kennis. Als ziekenverzorger ben ik vroeger in Militaire Dienst geweest en heb ik wekelijks een paar uur les gehad van een officier van gezondheid, over de samenstelling van het menselijk geraamte, bloedsomloop enz. Als zodanig ken ik de verschillende onderdelen van het geraamte.
De kisten zijn vergaan, enkele houtresten zijn overgebleven, roestige spijkers en forse ijzeren handvatten liggen wanordelijk door elkaar. We zoeken of we nog iets van waarde kunnen ontdekken, maar niets van dit alles. In de volgende grafkamer treffen we hetzelfde aan, waarin ook meer dan 10 geraamten zich bevinden. Opeens een stem die roept: "Ben Je daar nog?". 't Is de stem van een dochter van Oldenhuis, de zuster van mijn vriend, Aaltje Oldenhuis, die naar ik meen nog in leven is en als ik mij niet vergis, getrouwd is met een zekere Laning of Van der Laan. Haar ouders hebben haar gestuurd om eens te zien hoe of het ons vergaat. Zo zijn ongerust geworden. "Kon wel weer 'n stuk ienvaaln", hebben ze gezegd. We schrikken hevig, als we die stem horen, te midden van het verblijf van de dood, maar het volgende ogenblik herkennen we de stem die roept: "Kom er toch weer oet," zegt ze, “ ‘t is veuls te gevoarlijk, kwait nait hou ie 't doun duren". Ik nodig haar uit, ook eens een kijkje te nemen. "Ik duur nait en ken ook nait deur dat gat". Ik verzeker haar dat dit wel kan, indien ze haar rokken samenvoegt. De nieuwsgierigheid krijgt de overhand en ze waagt het. We hebben vervolgens samen alles nog eens in goed bekeken, maar vinden niets anders dan de armzalige resten van ons voorgeslacht, die hoogstwaarschijnlijk met grote devotie zijn bijgezet. Dit is zeker een avontuurlijke tocht in het avondduister midden op het eenzame kerkhof, beneden in die grafkelder. Deze kerkhof op het terrein van het voormalige kasteel heeft een rijke historie gehad voor het culturele en maatschappelijke volksleven voor Sauwerd en omgeving.
Enige weken na de instorting van het gewelf, besluit de gemeenteraad de grafkelder op te ruimen en af te breken. Bij de afbraak blijkt het dat alles zeer hecht in cement is opgebouwd, ongetwijfeld is door inwatering een slechte plek is ontstaan, die de instorting heeft veroorzaakt.
Bij de opruiming komt een grote zerk te voorschijn naast de grafkelder, die onder de groene zoden verborgen is geweest. Dit is een grafzerk van ‘Abel Onsta’; een van de hoofden van de Vetkopers. Deze zerk is naar Groningen vervoerd en bevindt zich thans ingemetseld in de muur van één van de kelders in zaal III. Op de banderolle,van de beide lange zijden leest men:
Anno 1483 (in Romeinse cijfers) stierf Abel Onsta op ST. Cecienavent De voorstelling op de steen is een levensgrote heraldieke leeuw die in zijn klauwen een wapenschild draagt, waarop weer een leeuw. Aan de vier zijden bevinden zich wapenschilden met de kwartleren van Abel Onsta. Hierbij meen ik enige bijzonderheden gegeven te hebben aangaande Sauwerd.
Eierum 14 mei 1947. J. Jebels (79 jr.)
'Naar aanleiding van het bovenstaande kan het volgende nog opgemerkt worden:
Meer lezen: De voormalige Hervormde kerk van Sauwerd.
|